Stoornissen

Stotteren

Stotteren is een stoornis in het vloeiende verloop van de spreekbeweging. Deze worden ongewild en onvrijwillig onderbroken. Stotteren kan zich uiten in het herhalen van klanken of woorddelen (bv. i-i-i-i-ik, ma-ma-ma-mama), het aanhouden van klanken (bv. waaaaaaaant, mmmmmmama) of het blokkeren bij het op gang komen van de stemgeving en de articulatie (bv. p.apa, k.om, d.aar). Tijdens het stotteren treedt er vaak extra spierspanning op. Dit is soms zichtbaar onder de vorm van gelaatstrekken, bewegingen met het hoofd of bewegingen van het lichaam.

Stotteren kan geleidelijk aan of heel plots ontstaan. Het ontstaat gemiddeld op de leeftijd van 2 à 3 jaar. Bij 80% van de kinderen ontstaat het voor 5 jaar en in vrijwel alle gevallen voor 9 jaar. Dikwijls verloopt de ernst van deze spraakstoornis wisselvallig. Bij vermoeidheid en onder emotie neemt de ernst doorgaans toe.

Naarmate de stoornis ernstiger wordt, treden secundaire gedragingen op. We zien dan bijvoorbeeld negatieve emotionele en cognitieve reacties. Deze kunnen, indien er niet tijdig wordt ingegrepen, resulteren in spreekangst en vermijdingsgedrag. Vroegtijdig ingrijpen is cruciaal om stotteren niet te laten evolueren tot een handicap.

Taalstoornissen en dysfasie

De taalontwikkeling verloopt volgens een bepaald patroon (de verschillende stadia van de taalontwikkeling). Bij een aantal kinderen kent deze ontwikkeling een vertraagd of afwijkend verloop. Logopedisten spreken dan over een dysfatische ontwikkeling of een primaire taalontwikkelingsstoornis. De stoornis treft zowel de ontwikkeling van de taalvorm (verbuigingen en vervoegingen en de zinsbouw), de taalinhoud (woordenschat) als het taalgebruik.

Als de taal zich niet normaal ontwikkelt ten gevolge een verstandelijke handicap, een gehoorstoornis of een psychische stoornis, dan spreken we van een secundaire taalontwikkelingsstoornis. Er is sprake van dysfasie wanneer er ernstige expressieve en/of receptieve taalstoornissen zijn, die hardnekkig blijven voortduren na de vijfde verjaardag en die ernstig interfereren met de sociale communicatie en/of dagelijkse activiteiten die mondelinge taal vereisen. De taalstoornis is niet het gevolg van een pervasieve ontwikkelingsstoornis, een gehoorstoornis (> 40 dB beste oor), of een intelligentiestoornis (PIQ < 85).

Leerstoornissen: dyslexie, dysorthografie, dyscalculie

Dyslexie, dysorthografie, dyscalculie (D3) (lees-, schrijf- en rekenstoornissen) vinden hun oorsprong in tekorten in het taalvermogen van het kind. Het kind heeft dan problemen met het omzetten van de gesproken taal in geschreven taal (spellen). Maar ook het omzetten van schrijftaal naar spraak (lezen) verloopt moeilijk. Dyslexie/dysorthografie is een stoornis die gekenmerkt wordt door een hardnekkig probleem met het aanleren en/of vlot toepassen van lezen en/of spellen op woordniveau.

Bij rekenstoornissen is er sprake van moeilijkheden bij specifieke rekenvaardigheden. Dyscalculie is een stoornis die wordt gekenmerkt door een hardnekkig probleem met het aanleren en vlot/accuraat oproepen/toepassen van reken- en wiskundevaardigheden.

Articulatiestoornissen

Articulatie- of spraakstoornissen komen zowel bij kinderen als bij volwassenen voor. Het is het consequent foutief produceren van spraakklanken. Klanken worden vervangen, toegevoegd, weggelaten en/of vervormd.

Stemstoornissen

We kunnen spreken doordat de lucht die we uitademen onze stemplooien doet trillen. Heesheid ontstaat door storing in het trillen van de stemplooien. Een hese stem klinkt niet helder en/of krachtig. Heesheid kan verschillende oorzaken hebben waaronder stemmisbruik (bv. roepen, keelschrapen, gekke stemmetjes nadoen…) en verkeerd stemgebruik (bv. te luid, te hoog… spreken). Deze functionele stemstoornissen kunnen ook aanleiding geven tot een organische afwijking, zoals bijvoorbeeld stembandknobbels. Ook onder invloed van emoties, stress en vermoeidheid kan de stem zwaar belast worden.

Er kan sprake zijn van een ruwe stem, problemen met de toonhoogte en/of luidheid bij spreken, een droge hoest of vaak kuchen, pijngevoel of een vermoeid gevoel in de hals of de keel. Ook kunnen er klachten zijn met betrekking tot de ademhaling.

Als de heesheid niet vanzelf binnen de twee weken verdwijnt, raadpleeg je best een dokter.